Direct naar inhoud

Canon Venster 1 | tot 1300

Vroege bewoners

1310 is een belangrijk jaar in de geschiedenis van IJsselstein. Op dat moment wordt de Oude Sint-Nicolaaskerk gebouwd. Ook verschijnt IJsselstein voor het eerst in historische documenten. Zo verleent de Bisschop van Utrecht aan IJsselstein het recht om drie jaarmarkten te houden. Is 1310 daarmee het begin van de stad? Archeologen ontdekten in het zuidelijke gedeelte van IJsselstein, waar nu Zenderpark ligt, dat er al sinds veel langer mensen wonen op de plek waar nu onze stad ligt. Langs de N210 liggen oude nederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Daarom kunnen we in elk geval vaststellen dat ruim 3.000 jaar geleden de eerste bewoners zich vestigden op de hoger gelegen gebieden tussen de rivieren, waar later IJsselstein zou ontstaan.   

We weten, naast de resultaten van de opgravingen, niet zo veel over deze periode omdat er geen geschriften uit die tijd zijn. Het gebied was in ieder geval zeer dun bevolkt, met hier en daar een nederzetting van enkele boerderijen. Hoe dat eruit zag is afgebeeld op de Canonwand. Daaromheen moet je je een moerassige wildernis voorstellen, waar veel riviertjes doorheen kronkelen. Een onzekere en bedreigende factor voor de bewoners was dat het gebied regelmatig overstroomde. Want we bevinden ons – waar nu IJsselstein ligt – midden in de Rijndelta. Als in het voorjaar in de Alpen de sneeuw smolt, stond enige tijd later hier het land onder water. Om die reden vestigden de toenmalige bewoners zich op de zogeheten stroomruggen van de rivieren. Dat zijn de wat hoger gelegen, zanderige oevers van dichtgeslibde of bestaande rivieren. Door het overstromen van het gebied was het natuurlijk wel zeer vruchtbaar land, en daardoor een goede plek om je te vestigen.   

Hoe is de stad IJsselstein ontstaan vanuit deze nederzettingen? Daar bestaan twee theorieën over.  

In 1860 leidde Jan de Geer van Oudegein uit oude documenten af dat IJsselstein in het laatste kwart van de dertiende eeuw ontstaan is rondom Kasteel IJsselstein. Het boerengehucht Eiteren, dat al in de vroege Middeleeuwen bestond, besloeg destijds het noordelijke gedeelte van de tegenwoordige gemeente IJsselstein. Toen IJsselstein – dat wil zeggen: de tegenwoordige binnenstad – in het laatste kwart van de dertiende eeuw tot ontwikkeling kwam, zou de woonkern Eiteren vervallen zijn tot het gehucht dat uiteindelijk in de jaren ’80 van de twintigste eeuw in de stadsuitbreiding van IJsselstein is opgenomen. Archeologisch onderzoek in de buurtschap Eiteren heeft deze theorie niet kunnen bevestigen, maar heeft wel bewezen dat er zowel in de Romeinse tijd als in de Frankische periode bewoners zijn geweest.  

Piet Broeders is echter van mening dat de woonkern Eiteren niet gezocht moet worden in (de omgeving van) het tegenwoordige gehucht Eiteren maar onder de IJsselsteinse binnenstad. Deze woonkern groeide in het laatste kwart van de dertiende eeuw uit tot een stedelijke – hoewel ook nog altijd agrarische – samenleving. De naam Eiteren, oorspronkelijk de naam voor de woonkern met het grotere landelijke gebied, bleef behouden in het gehucht Eiteren. Hier ontstond waarschijnlijk in de veertiende eeuw een kleine woonkern voor melaatsen. Dit zijn mensen die, in de middeleeuwen, uit de gemeenschap gestoten werden vanwege hun ziekte. Volgens deze theorie wordt de IJsselsteinse binnenstad niet (ruim) 700, maar al 1.500 jaar of nog langer bewoond. 

Verder met de Canon?

Lees het volgende verhaal